34 NEDERLANDSBESCHRIJVING VAN DEFUNCTIESLET OP: Zorg altijd dat het gereedschap isuitgeschakeld en de accu ervan is verwijderdalvorens de functies op het gereedschap af testellen of te controleren.De accu aanbrengen en verwijderenLET OP: Schakel het gereedschap altijd uitvoordat u de accu aanbrengt of verwijdert.LET OP: Houd het gereedschap en de accustevig vast tijdens het aanbrengen of verwijderenvan de accu. Als u het gereedschap en de accu nietstevig vasthoudt, kunnen deze uit uw handen glippenen het gereedschap of de accu beschadigen, of kanpersoonlijk letsel worden veroorzaakt.► Fig.1: 1. Rood deel 2. Knop 3. AccuOm de accu te verwijderen verschuift u de knop aan devoorkant van de accu en schuift u tegelijkertijd de accuuit het gereedschap.Om de accu aan te brengen lijnt u de lip op de accu uitmet de groef in de behuizing en duwt u de accu op zijnplaats. Steek de accu zo ver mogelijk in het gereed-schap tot u een klikgeluid hoort. Wanneer het rode deelzichtbaar is, zoals aangegeven in de afbeelding, is deaccu niet geheel vergrendeld.LET OP: Breng de accu altijd helemaal aantotdat het rode deel niet meer zichtbaar is. Alsu dit niet doet, kan de accu per ongeluk uit hetgereedschap vallen en u of anderen in uw omgevingverwonden.LET OP: Breng de accu niet met kracht aan.Als de accu niet gemakkelijk in het gereedschapkan worden geschoven, wordt deze niet goedaangebracht.AccubeveiligingssysteemHet gereedschap is uitgerust met een accubeveiligings-systeem. Dit systeem sluit automatisch de voeding naarde motor af om de levensduur van de accu te verlengen.Het gereedschap kan tijdens gebruik automatisch stop-pen wanneer het gereedschap en/of de accu aan éénvan de volgende omstandigheden wordt blootgesteld:Overbelasting:Als het gereedschap wordt gebruikt op een manier dieeen abnormaal hoge stroomsterkte vergt.Schakel in dat geval het gereedschap uit en stopt u met de toe-passing waardoor het gereedschap overbelast raakte. Schakelvervolgens het gereedschap in om het weer te starten.Als het gereedschap niet start, kan de accu oververhitzijn. In die situatie laat u de accu eerst afkoelen voordatu het gereedschap opnieuw inschakelt.Onvoldoende accuspanning:De resterende acculading is te laag en het gereedschapstart niet. In dat geval verwijdert u de accu en laadt udie opnieuw op.De resterende acculading controlerenAlleen voor accu’s met indicatorlampjes► Fig.2: 1. Indicatorlampjes 2. TestknopDruk op de testknop op de accu om de resterendeacculading te zien. De indicatorlampjes branden gedu-rende enkele seconden.Indicatorlampjes ResterendeacculadingBrandt Uit Knippert75% tot 100%50% tot 75%25% tot 50%0% tot 25%Laad de accuop.Er kan eenstoring zijnopgetreden inde accu.OPMERKING: Afhankelijk van de gebruiksomstan-digheden en de omgevingstemperatuur, is het moge-lijk dat de aangegeven acculading verschilt van dewerkelijke acculading.OPMERKING: Het eerste (meest linker) indicator-lampje knippert wanneer het accubeveiligingssys-teem in werking is getreden.De trekkerschakelaar gebruiken► Fig.3: 1. TrekkerschakelaarLET OP: Alvorens de accu in het gereed-schap te plaatsen, moet u altijd controleren of detrekkerschakelaar goed werkt en bij het loslatenterugkeert naar de stand “OFF”.Om het gereedschap te starten, knijpt u gewoon detrekkerschakelaar in. Hoe harder u de trekkerschakelaarinknijpt, hoe sneller het gereedschap draait. Laat de trek-kerschakelaar los om het gereedschap te stoppen.De lamp op de voorkant gebruiken► Fig.4: 1. LampLET OP: Kijk niet direct in het lamplicht of inde lichtbron.Knijp de trekkerschakelaar in om de lamp in te schake-len. De lamp blijft branden zo lang de trekkerschakelaarwordt ingeknepen. Ongeveer 10 seconden nadat u detrekkerschakelaar hebt losgelaten, gaat de lamp uit.