- 16VoorzichtigDe maximaal toegelaten netimpedantie aan het elektrische aan-sluitpunt (zie Technische gegevens) mag niet overschreden wor-den. In geval van onduidelijkheden in verband met denetimpedantie aan uw aansluitpunt neemt u best contact op metuw electriciteitsmaatschappij.Instructie: Inschakelprocessen veroorzaken een kortstondigespanningsval. Bij ongunstige netomstandigheden kunnen andereapparaten beïnvloed worden.– Aansluitwaarden zie Technische gegevens en typeplaatje.– De elektrische aansluiting moet uitgevoerd worden door eenelectricien en moet voldoen aan IEC 60364-1.– Stroomvoerende onderdelen, kabels en apparaten in hetwerkgebied moeten in goede staat en spuitwaterdicht zijn.We adviseren wandcontactdozen met voorgeschakelde lek-stroom-veiligheidsschakelaar (maximaal 30 mA nominale active-rings-stroomsterkte) te gebruiken, ter vermijding van elektrischeongelukken. Elektrische aansluiting tot stand brengen.Teneinde de stationaire hogedrukreiniger uit te kunnen schake-len dient men een afsluitbare hoofdschakelaar (afbeelding 3 -pos. 6) op een ongevaarlijke plaats en goed toegankelijk aan tebrengen.De contactopeningsbreedte van de hoofdschakelaar moet mini-mum 3 mm bedragen. Cekon-stekker monteren op de aansluitkabel van het appa-raat. Cekon-stekker in de cotactdoos steken.Voor het uitschakelen van de stationaire hogedrukreiniger moetde Cekon-stekker makkelijk toegankelijk zijn voor de netschei-ding. Gasaansluiting controleren.VoorzichtigGevaar voor beschadiging van het apparaat door oververhitting. Sluit de sifon aan op de bodem van de ketel en vul deze metwater. Vul de ketel boven de opening van de schoorsteen met 4 literwater. Knip voor het eerste gebruik de punt van het deksel van deolietank op de waterpomp af.Afbeelding 3 - pos. 14 Hogedrukslang met handpuitpistool en straalpijp verbindenen op de hogedrukuitgang van het apparaat of op het hoge-drukbuisleidingsysteem aansluiten. Sproeiermond (b) met wartelmoer (a) aan de straalpijp (d) be-vestigen. Let erop dat de afdichtingsring (c) schoon in degroef ligt.Elektrische aansluitingVast geïnstalleerde elektrische aansluitingElektrische aansluiting met stekker / contactdoosEerste ingebruiknemingHet apparaat is in de fabriek ingesteld als aardgasapparaat voorgastype G 20 en als vloeibaar gasapparaat voor G 31. Bij deomschakeling van het aardgasapparaat op G 25 of andere (zietypeplaatje) aardgassoorten of van het vloeibaar gasapparaatop G 30 of andere (zie typeplaatje) vloeibare gassoorten moe-ten bij het aardgasapparaat de waarden van de aardgasuitlaat-gassen en bij het vloeibaar gasapparaat de waarden van hetvloeibare gas ingesteld worden volgens de servicegegevens.Op het bijgevoegde lege plaatje wordt de nieuw ingestelde gas-soort vermeld en het plaatje wordt op het veld aan de rechter-kant van het apparaat aangebracht. Tegelijkertijd moet het in defabriek aangebrachte plaatje met vermelding G 20 (aardgasap-paraat) of G 31 (vloeibaar gasapparaat) verwijderd worden.Maatregelen voor de inbedrijfnamea b c d98 NL