Bijlage A. Extra beveiligingOpmerking: De volgende informatie over verbeterde beveiliging is alleen vantoepassing op model A40p.Extra beveiliging kan alleen worden in- of uitgeschakeld als u de systeem-programma’s bijwerkt.Als Extra beveiliging is ingeschakeld terwijl er nog geen configuratiewachtwoord isingesteld, werkt de computer alsof deze voorziening niet is ingeschakeld.Als Extra beveiliging is ingeschakeld en u wel een configuratiewachtwoord hebtingesteld, werkt de computer als volgt:v De inhoud van de beveiligings-EEPROM (uw configuratiewachtwoord en deopstartvolgorde) is beveiligd tegen batterij- en CMOS-geheugenstoringen.v De beveiligings-EEPROM wordt beschermd tegen onbevoegde toegang omdathet wordt vergrendeld nadat de computer is aangezet en de systeem-programma’s klaar zijn met de opstartprocedure. Zodra de beveiligings-EEPROM is vergrendeld, kunnen toepassingen en systeemprogramma’s deEEPROM pas weer lezen of wijzigen nadat de computer opnieuw is aangezet. Ineen netwerk kan dit betekenen dat sommige functies niet van op afstand op uwcomputer kunnen worden uitgevoerd.Door de extra beveiliging wordt een harde vergrendeling toegevoegd als extrabeveiliging voor de systeemprogramma’s op de computer. Normaal gesproken isde gehele inhoud van de EEPROM van de systeemprogramma’s beveiligd tegenschrijven met een zachte vergrendeling. Met een zachte vergrendeling kan hetprogramma Extern beheer nog steeds functioneren binnen een netwerk-omgeving. Met een harde vergrendeling is na het aanzetten van de computer enhet voltooien van de opstartprocedure het programma Extern beheer vergren-deld. Extern beheer kan pas worden ontgrendeld wanneer u de computeropnieuw opstart en het configuratiewachtwoord opgeeft. Dit betekent in eennetwerkomgeving dat systeemprogramma’s op uw computer niet van op afstandkunnen worden bijgewerkt. Er moet dan lokaal iemand zijn die de computeruitzet en opnieuw opstart en het configuratiewachtwoord opgeeft.v Op bepaalde modellen zit een inbraakverklikker die u waarschuwt wanneer dekap van de computer open is geweest. Deze voorziening werkt, ongeacht of decomputer aan of uit staat. Als de kap was geopend, verschijnt het verzoek omhet configuratiewachtwoord op te geven en blijft de computer in een wachtstandtotdat het configuratiewachtwoord is opgegeven.v Pas na het opgeven van het configuratiewachtwoord kunt u instellingen wijzigenin het Configuratieprogramma. Eventuele wijzigingen in de hardware van decomputer die door de systeemprogramma’s worden ontdekt, genereren dan eenconfiguratiefout die pas kan worden hersteld na het opgeven van hetconfiguratiewachtwoord.U kunt Extra beveiliging als volgt in- of uitschakelen:1. Werk de systeemprogramma’s bij. Zie “Bijlage C. Systeemprogramma’sbijwerken” op pagina 77.2. Tijdens het bijwerken van de systeemprogramma’s kunt u kiezen of u de extrabeveiliging wilt in- of uitschakelen. Uw keuze wordt automatisch opgeslagen inhet menu Systeembeveiliging van het Configuratieprogramma.© Copyright IBM Corp. 2000 73