72 NEDERLANDSDe resterende acculading controlerenAlleen voor accu’s met indicatorlampjes► Fig.2: 1. Indicatorlampjes 2. TestknopDruk op de testknop op de accu om de resterendeacculading te zien. De indicatorlampjes branden gedu-rende enkele seconden.Indicatorlampjes ResterendeacculadingBrandt Uit Knippert75% tot 100%50% tot 75%25% tot 50%0% tot 25%Laad de accuop.Er kan eenstoring zijnopgetreden inde accu.OPMERKING: Afhankelijk van de gebruiksomstan-digheden en de omgevingstemperatuur, is het moge-lijk dat de aangegeven acculading verschilt van dewerkelijke acculading.Gereedschap-/accubeveiligingssysteemHet gereedschap is voorzien van een gereedschap-/accubeveiligingssysteem. Dit systeem schakelt auto-matisch de voeding naar de motor uit om de levensduurvan het gereedschap en de accu te verlengen. Hetgereedschap kan tijdens het gebruik automatisch stop-pen als het gereedschap of de accu aan één van devolgende omstandigheden wordt blootgesteld:OverbelastingsbeveiligingAls de accu wordt gebruikt op een manier die ertoe leidt dateen abnormaal hoge stroomsterkte wordt getrokken, stopt hetgereedschap automatisch zonder enige aanduiding. In datgeval schakelt u het gereedschap uit en stopt u met het gebruikdat er toe leidde dat het gereedschap overbelast raakte.Schakel vervolgens het gereedschap in om weer te starten.OververhittingsbeveiligingAls het gereedschap of de accu oververhit is, stopt het gereed-schap automatisch. Laat in dat geval het gereedschap en deaccu afkoelen voordat u het gereedschap weer inschakelt.OPMERKING: Wanneer het gereedschap oververhitis, knippert de lamp.Beveiliging tegen te ver ontladenAls de acculading onvoldoende is, stopt het gereed-schap automatisch. In dit het geval verwijdert u de accuvanaf het gereedschap en laadt u de accu op.De trekkerschakelaar gebruikenWAARSCHUWING: Alvorens de accu in hetgereedschap te plaatsen, moet u altijd controle-ren of de trekkerschakelaar goed werkt en bij hetloslaten terugkeert naar de stand “OFF”.► Fig.3: 1. TrekkerschakelaarOm het gereedschap te starten, knijpt u gewoon detrekkerschakelaar in. Hoe harder u de trekkerscha-kelaar inknijpt, hoe sneller het gereedschap draait.Laat de trekkerschakelaar los om het gereedschap testoppen.De lamp op de voorkant gebruiken► Fig.4: 1. LampLET OP: Kijk niet direct in het lamplicht of inde lichtbron.Knijp de trekkerschakelaar in om de lamp in te schake-len. De lamp blijft branden zo lang de trekkerschakelaarwordt ingeknepen. Ongeveer 10 seconden nadat u detrekkerschakelaar hebt losgelaten, gaat de lamp uit.OPMERKING: Gebruik een droge doek om vuil vande lens van de lamp af te vegen. Wees voorzichtigdat u de lens van de lamp niet bekrast omdat dan deverlichting minder wordt.De omkeerschakelaar bedienen► Fig.5: 1. OmkeerschakelaarLET OP: Controleer altijd de draairichtingalvorens het gereedschap te starten.LET OP: Verander de stand van de omkeer-schakelaar alleen nadat het gereedschap volledigtot stilstand is gekomen. Als u de draairichtingverandert terwijl het gereedschap nog draait, kan hetgereedschap beschadigd raken.LET OP: Zet de omkeerschakelaar altijd in deneutrale stand wanneer u het gereedschap nietgebruikt.Dit gereedschap heeft een omkeerschakelaar voor hetveranderen van de draairichting. Druk de omkeerscha-kelaar in vanaf kant A voor de draairichting rechtsom, ofvanaf kant B voor de draairichting linksom.Wanneer de omkeerschakelaar in de neutralestand staat, kan de trekkerschakelaar niet wordeningeknepen.De werkingsfunctie kiezenKENNISGEVING: Draai de werkingsfunctiekeu-zeknop niet terwijl het gereedschap draait. Hetgereedschap zal hierdoor worden beschadigd.KENNISGEVING: Om snelle slijtage van hetwerkingsfunctiekeuzemechanisme te voorkomen,zorgt u ervoor dat de werkingsfunctiekeuzeknopaltijd precies in een van de drie werkingsfunctie-standen staat.