NEDERLANDS GEBRUIKSAANWIJZING26 33015501(3)2008-02 A RS 501CONTROLE VAN DE REINIGING VAN DE RIBBEN VAN DE RADIATEUR VOOR DE OLIE VAN DEHYDRAULISCHE INSTALLATIELET OP!Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van demachine met een hogedrukspuit (lucht of water).De afvalcontainer (12, Afb. G) legen; dit is niet nodig als de hoeveelheid afval minimaal is.Zet de machine op een vlakke en stevige ondergrond en trek de handrem (7, Afb. E) aan.De afvalcontainer (12, Afb. G) omhoog brengen volgens de aanwijzingen in de betreffende paragraaf.Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.Open de klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) los te halen met de meegeleverde sleutel.De twee blokkeerspillen van de opgehesen afvalcontainer (9) uit de houders halen (10, Afb. F) en in de openingen (11) doen.Reinig de ribben van de radiateur voor de olie van het hydraulisch systeem (16, Afb. F) met een straal perslucht (maximaal 6Bar). Richt waar nodig de straal perslucht in de tegenovergestelde richting van de koelluchtcirculatie.Controleer of de betreffende ventilator vrij kan draaien als u werkt vanaf de binnenkant van de radiateur (16, Afb. F).Voer de punten 3 tot en met 6 in de omgekeerde volgorde uit.CONTROLE VAN HET VLOEISTOFPEIL VAN DE ACCULET OP!Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het controleren of reinigen van deaccu.Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.Verwijder de schroeven en het linkerpaneel (19, Afb. E) van de cabine.Controleer het peil van de elektrolyt in de accu (18, Afb. E) en vul indien nodig bij met gedistilleerd water.Reinig indien nodig de accu.Controleer of de poolaansluitingen van de accu niet verroest zijn.Monteer het linkerpaneel (19, Afb. E) van de cabine en haal de schroeven aan.CONTROLE VAN HET REMOLIEPEILSchakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.Open de klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) los te halen met de meegeleverde sleutel.Controleer of het oliepeil in de tank (15, Afb. F) ongeveer 1 cm van de rand van de tank staat. Vul waar nodig bij met dezelfdeolie als in het circuit.Meestal gebruikte olie: DOT4.Sluit de onderste klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) vast te maken met de meegeleverde sleutel.CONTROLE VAN DE WERKING VAN HET GELUIDSSIGNAAL VAN DE ACHTERUITControleer of het geluidssignaal aangaat als de machine in z’n achteruit wordt gezet.Stel de activeringsensor indien nodig af zoals beschreven in de Werkplaatshandleiding.CONTROLE VAN DE BANDENSPANNINGSchakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.De bandenspanning moet als volgt zijn:voorbanden: 3,75 Barachterbanden: 3,75 BarLET OP!Respecteer de waarden voor de bandenspanning op de betreffende stickers.De waarden op de banden verwijzen naar standaardbelastingen en -snelheden, maar komen niet overeen met debedrijfsomstandigheden van de machine.1.2.3.4.5.6.7.8.9.1.2.3.4.5.6.7.1.2.3.4.5.1.1.2.3.••