88HET BRANDSTOFFILTER REINIGENWAARSCHUWING: STRENG VERBODEN VOORONTBRANDBARE MATERIALENControle- en reinigingsinterval: Maandelijks (iedere 50 bedrijfsuren)Zuigkop in brandstoftankControleer het brandstoffilter regelmatig. Volg de onderstaande stappen om hetbrandstoffilter te controleren.(1) Verwijder de brandstoftankvuldop en tap de brandstof af totdat debrandstoftank leeg is. Controleer de binnenkant van de brandstoftank opeventuele vreemde stoffen. Als u iets vindt, verwijdert u dit.(2) Gebruik een draadhaak om de zuigkop uit de brandstofvulopening tetrekken.(3) Als het brandstoffilter enigszins verstopt is, reinigt u het. Om het tereinigen, schudt u het en tikt u ertegen in de brandstof. Om beschadigingte voorkomen, knijpt u er niet is en wrijft u er niet over. De brandstof die isgebruikt voor het reinigen moet worden weggegooid volgens de methodebeschreven in de regelgeving van uw land.Als het brandstoffilter hard of ernstig verstopt is, vervangt u het.(4) Na het controleren, reinigen of vervangen van het brandstoffilter, duwt u hetzo ver mogelijk omlaag tot onderin de brandstoftank.Een verstopt of beschadigd brandstoffilter kan leiden tot onvoldoendebrandstoftoevoer en minder motorvermogen. Vervang het brandstoffilterten minste iedere drie maanden om verzekerd te zijn van een goedebrandstoftoevoer naar de carburateur.DE BRANDSTOFLEIDING VERVANGENLET OP: STRENG VERBODEN VOOR ONTBRANDBAREMATERIALENControle- en reinigingsinterval: Dagelijks (iedere 10 bedrijfsuren)Vervanging: Jaarlijks (iedere 200 bedrijfsuren)Vervang de brandstofleiding ieder jaar, ongeacht de gebruiksfrequentie.Brandstoflekkage kan brand veroorzaken.Als tijdens de inspectie een lekkage wordt gevonden, vervangt u debrandstofleiding onmiddellijk.DE BOUTEN, MOEREN EN SCHROEVENINSPECTERENDraai losse bouten, moeren, enz., weer vast.–Controleer of de brandstofvuldop en olievuldop goed vastgedraaid zijn.–Controleer op brandstof- en olielekkage.Vervang beschadigde onderdelen door nieuwe voor een veilig gebruik.–DE ONDERDELEN REINIGENHoud de motor altijd schoon.–Houd de koelribben van de cilinder en de luchtinlaat vrij van stof en vuil. Stof–en vuil dat zich tussen de koelribben ophoopt, zal leiden tot het vastlopen vande zuiger.0,7 mm - 0,8 mm(0,028” - 0,032”)DE BOUGIE CONTROLERENGebruik alleen de bijgeleverde moersleutel om de ontstekingsbougie te–verwijderen of te installeren.De afstand tussen de twee elektroden van de bougie moet 0,7 tot 0,8 mm–(0,028” - 0,032”) bedragen. Als de afstand te groot of te klein is, moet u dezeaanpassen. Als de elektroden van de bougie verstopt of vervuild zijn, moet udeze grondig schoonmaken of de bougie vervangen.LET OP: Raak de bougiekap nooit aan terwijl de motor draait (gevaar vanelektrische schok door hoogspanning).DE AFDICHTINGEN EN PAKKINGEN VERVANGENBij het weer in elkaar zetten van de motor moeten altijd de afdichtingen en pakkingen worden vervangen door nieuwe.Alle onderhouds- of afstelwerkzaamheden die niet in deze gebruiksaanwijzing zijn beschreven, mogen alleen worden uitgevoerd door eenerkend servicecentrum.BrandstofleidingSlangklemBrandstoffilterBrandstofleiding