Makita VR001C Instruction Manual

67NEDERLANDS4. Als u de triller achterlaat, zorg er dan voor dat ude aansluiting loskoppelt van de triller of dat u hetruggedragen accupack van uw lichaam haalt.5. Wees voorzichtig dat u tijdens het gebruik niet overhet snoer struikelt.6. Gebruik het ruggedragen accupack niet op eenonstabiele ondergrond of op onstabiele hogeplaatsen.7. Houd het snoer tijdens het gebruik uit de buurt vanobstakels. Als het snoer door obstakels gegrepenwordt, kan dat ernstig letsel veroorzaken.8. Steek de adapters niet in de lader.9. Inspecteer het ruggedragen accupack, inclusiefde snoeren en het harnas, vóór gebruik. Als zebeschadigd zijn, vraag dan uw plaatselijke erkendeMakita-servicecentrum om reparatie.10. Wanneer u het snoer aan de snoerhouder bevestigt,moet u erop letten dat u het langzaam en stevigvastmaakt.11. Zorg er altijd voor dat de triller uitgeschakeld is en datde aansluiting losgekoppeld is voordat u inspectieof onderhoud aan de triller probeert uit te voeren.12. Wanneer u het ruggedragen accupack draagt, doedan niets om, zoals een veiligheidsharnas of eenschouderriem, dat de noodontkoppelingsfunctie vanhet ruggedragen accupack kan belemmeren.13. Gebruik het ruggedragen accupack niet wanneeru een snoerloos ventilatorjack of een snoerloosverwarmd jack draagt.14. Stel het ruggedragen accupack niet bloot aanvonken.15. Wanneer u het ruggedragen accupack gebruiktzonder het te dragen, moet u het ruggedragenaccupack neerleggen.16. Haal het ruggedragen accupack niet uit elkaar,repareer het niet en breng er geen wijzigingen inaan.17. Pas op dat het harnas of de riem niet verstrikt rakendoor de triller.[ PDC01 ]1. Gebruik niet meerdere ruggedragen accupacksdoor een ruggedragen accupack op een anderruggedragen accupack aan te sluiten.2. Installeer de adapters niet op de accupoorten vandit ruggedragen accupack.3. Dit ruggedragen accupack is uitsluitend ontworpenvoor gebruik met 18 V-accu’s. Gebruik geen andereaccu’s dan 18 V-accu’s.4. Zorg dat er geen water in de behuizing komt.[ PDC1200 ]1. Wanneer u het ruggedragen accupack rechtop zetmet behulp van de accuhouder, zorg er dan voor datu het ruggedragen accupack op het vlakke oppervlakplaatst.2. Gebruik alleen de lader die voor het ruggedragenaccupack bestemd is. Gebruik geen andere laders.3. Draag het ruggedragen accupack niet door deaccuhouder of de breedte-instelriem vast te houden.4. Zet of bevestig niets tussen de accu en deaccuhouder.5. Hang niets aan de accuhouder.Belangrijke veiligheidsvoorschriften voor de acculader1. Voordat u de acculader gebruikt, dient u alleinstructies en waarschuwingen op (1) de acculader,(2) de accu en (3) het ruggedragen accupack telezen.LET OP: Om het risico op letsel te verminderen,mag u alleen oplaadbare accu’s van Makitaopladen. Andere soorten accu’s kunnen barsten,wat persoonlijk letsel en schade kan veroorzaken.2. Niet-oplaadbare accu’s kunnen niet met dezeacculader worden opgeladen.3. Gebruik een stroombron met het voltage dat op hettypeplaatje van de lader vermeld staat.4. Laad de accu niet op in aanwezigheid vanontvlambare vloeistoffen of gassen.5. Stel de lader niet bloot aan regen of sneeuw.6. Draag de lader nooit aan het snoer en ruk er nooitaan om de stekker uit de aansluiting te trekken.7. Na het opladen of voordat u onderhoud of reiniginggaat uitvoeren, moet u de lader uit de stroombronhalen. Trek aan de stekker in plaats van aan hetsnoer wanneer u de lader loskoppelt.8. Zorg ervoor dat het snoer zo ligt dat er niet op gestaptkan worden, dat er niet over gestruikeld kan wordenen dat het niet op een andere manier beschadigdkan raken of onder spanning kan komen te staan.9. Gebruik geen oplader met een beschadigd snoerof beschadigde stekker. Als het snoer of de stekkerbeschadigd is, vraag dan een door Makita erkendservicecentrum om het te vervangen, om gevaar tevoorkomen.10. Gebruik de lader niet en haal hem niet uit elkaarals hij een harde klap heeft gekregen, gevallen isof op een andere manier beschadigd is; breng hemnaar een gekwalificeerde vakman. Onjuist gebruikof onjuiste montage kan leiden tot gevaar voorelektrische schokken of brand.11. Wanneer u de accu’s oplaadt, doe dat dan in eenbinnenomgeving met een omgevingstemperatuurvan 10 °C (50 °F) tot 40 °C (104 °F) .Laad de accuniet op wanneer de kamertemperatuur ONDER10 °C (50 °F) of BOVEN 40 °C (104 °F) is. Bij koudetemperaturen is het mogelijk dat het laden niet start.12. Probeer niet een spanningstransformator, eenmotorgenerator of een gelijkstroomcontactdoos tegebruiken.13. De gaatjes van de lader zijn koelopeningen enmogen niet worden geblokkeerd. Onvoldoendekoeling beïnvloedt de laadtijd. Een periodiekecontrole van de koelopeningen wordt aanbevolen.