1121 Handgreep2 Bovenkap3 Bovenkapvergrendeling (onder de dop van debovenkap)4 Voorhandgreep (beugelhandgreep)5 Beschermkap van de voorhandgreep (voor hetloszetten van de kettingrem)6 Uitlaatdemper7 Getande beugel8 Kettingspanschroef9 Bevestigingsmoeren10 Kettingvanger11 Kettingwielbeschermer12 Stelschroef van oliepomp (onderkant)13 Brandstofhandpomp14 Typeplaatje15 Trekstarthandgreep16 Combinatieschakelaar (choke, ON, stop)17 Gashendel18 Veiligheidsvergrendelknop19 Beschermkap van achterhandgreep20 Brandstofvuldop21 Stelschroeven van carburator22 Ventilatorkap met startinrichting23 Olievuldop24 Zaagketting (voor zaagblad)25 Zaagblad26 Snelspanner op de kettingwielbeschermer (TLC)5. Naam en plaats van de onderdelen (zie afb. 24)6. IN GEBRUIK NEMEN6a. Alleen voor modellen metbevestigingsmoeren op dekettingwielbeschermerLET OP:Alvorens aan het zaagblad of de zaagkettingte werken, stopt u altijd de motor en trektu de bougiekap van de bougie af (zie7-6 “De bougie vervangen”). Draag altijdveiligheidshandschoenen!LET OP: Start de kettingzaag alleen nadat deze opde juiste wijze is gemonteerd en is geïnspecteerd.6a-1. Het zaagblad en de zaagkettingaanbrengen(zie afb. 25)Gebruik de universele sleutel die bij de kettingzaag is geleverdvoor de volgende werkzaamheden.Zet de kettingzaag op een stabiele ondergrond en voer devolgende stappen uit om het zaagblad en de zaagketting aante brengen:Zet de kettingrem los door de beschermkap van devoorhandgreep (1) in de richting van de pijl te trekken.Draai de bevestigingsmoeren (2) los.Trek de kettingwielbeschermer (3) eraf.(zie afb. 26)Draai de kettingspanschroef (4) linksom (tegen de klok in) totde pen (5) van de kettingspanner zich onder het draadeinde(6) bevindt.(zie afb. 27)Breng het zaagblad (7) aan. Zorg ervoor dat de pen (5) van dekettingspanner in de opening in het zaagblad valt.(zie afb. 28)Til de zaagketting (9) over het kettingwiel (8).Geleid de zaagketting op de bovenkant tot ongeveerhalverwege in de groef (10) van het zaagblad.LET OP:Merk op dat de zaagmesjes aan de bovenkant van dezaagketting in de richting van de pijl moeten wijzen!(zie afb. 29)Trek de ketting (9) rond het neuskettingwiel (11) van hetzaagblad in de richting van de pijl.(zie afb. 30)Breng de kettingwielbeschermer (3) weer aan.BELANGRIJK: Til de zaagketting op over dekettingvanger (12).Draai de moeren (2) in eerste instantie slechts handvast aan.6a-2. De zaagketting spannen(zie afb. 31)Draai de kettingspanschroef (4) rechtsom (met de klok mee)tot de zaagketting in de groef langs de onderrand van hetzaagblad valt (zie de cirkel in de afbeelding).Til het uiteinde van het zaagblad iets op en draai dekettingstelschroef (4) naar rechts (met de klok mee) tot dezaagketting strak staat tegen de onderrand van het zaagblad.Terwijl u het uiteinde van het zaagblad nog steeds opgetildhoudt, draait u met behulp van de universele sleutel debevestigingsnmoeren (2) vast.6a-3. De kettingspanning controleren(zie afb. 32)De spanning van de zaagketting is goed wanneer dezaagketting strak langs de onderrand van het zaagblad loopt,maar nog wel gemakkelijk met de hand gedraaid kan worden.Terwijl u dit doet moet de kettingrem los staan.Controleer de kettingspanning regelmatig: nieuwezaagkettingen rekken op door gebruik!Tijdens het controleren van de kettingspanning moet de motorgestopt zijn.OPMERKING:Wij adviseren u 2 of 3 zaagkettiingen om beurten te gebruiken.