26 Configuratie van het apparaat en de computer (Windows)NEDERLANDSInstallatieprocedure controlerenDe volgende procedure varieert, afhankelijk van of u het apparaat voor de eerste keer installeert enhoe u het apparaat wilt aansluiten. Bevestig de installatieprocedure en volg deze procedure om hetapparaat en de computer te configureren. Apparaat voor het eerst configurerenGa naar een van de volgende gedeelten, afhankelijk van het verbindingstype dat u wilt gebruiken.z Als u gebruik wilt maken van een verbinding via een draadloos LAN, raadpleegt u"Configuratie voor gebruik in een draadloos LAN" op pagina 27.z Als u gebruik wilt maken van een verbinding via een bekabeld LAN, raadpleegt u"Configuratie voor gebruik in een bekabeld LAN" op pagina 33.z Als u een USB-verbinding wilt gebruiken, raadpleegt u "Configuratie voor gebruik met USB-verbinding" op pagina 37. Aanvullende configuratiebewerkingenBevestig eerst welk verbindingstype al voor het apparaat is ingesteld.Als het apparaat al is verbonden met een draadloos of bekabeld LAN:Ga naar een van de volgende gedeelten, afhankelijk van het extra verbindingstype dat u wiltinstellen.z Als u een verbinding via een draadloos of bekabeld LAN wilt toevoegen, raadpleegt u"Configuratie van een extra, via een LAN verbonden computer" op pagina 39.z Als u een USB-verbinding wilt toevoegen, raadpleegt u "Configuratie voor gebruik met USB-verbinding" op pagina 37.Als het apparaat al is aangesloten via USB (maar nog niet op een netwerk):Ga naar een van de volgende gedeelten, afhankelijk van het extra verbindingstype dat u wiltinstellen.z Als u een verbinding via een draadloos LAN wilt toevoegen, raadpleegt u "Configuratie voorgebruik in een draadloos LAN" op pagina 27.z Als u een verbinding via een bekabeld LAN wilt toevoegen, raadpleegt u "Configuratie voorgebruik in een bekabeld LAN" op pagina 33.BelangrijkKies het verbindingstype op basis van de manier waarop u de verbinding met het apparaat tot standwilt brengen.Als bijvoorbeeld de verbinding tussen de computer en het toegangspunt draadloos is en het apparaat enhet toegangspunt zijn verbonden met een LAN-kabel, wordt het verbindingstype voor het apparaat eenbekabeld LAN.BelangrijkAls u zowel een draadloze als een bekabelde verbinding wilt gebruiken:U hebt voor elke verbinding een apart netwerksegment nodig. Voor elke verbinding moet een apartnetwerkadres worden gehanteerd. Aangezien voor deze instellingen geavanceerde netwerkkennisvereist is, wordt u aangeraden alleen een draadloze verbinding of alleen een bekabelde verbindingte gebruiken.